woensdag 11 november 2015

De verschuivende positie van de kwaliteitsmanager

Kwaliteit is een holistisch begrip. Iedereen geeft er zijn eigen invulling aan, vanuit zijn eigen invalshoek en expertise. Specifieke aandacht voor kwaliteit komt niet vanzelf, dat moet je organiseren. Deze twee gegevens samen genomen, hebben er in het verleden toe geleid dat we een aparte functionaris hebben aangesteld voor kwaliteit. Deze functionaris, of team (afhankelijk van de grootte van de organisatie), is verantwoordelijk voor het uitwerken en borgen van het begrip kwaliteit in de organisatie.


Deze functionaris kwam als adviseur in de organisatie terecht. Omdat ‘kwaliteit’ de hele organisatie betreft, is deze adviseur logischerwijs in het stafbureau gepositioneerd.

Deze positie heeft als grote voordeel dat er een kort lijntje ligt naar de directie en de scope de gehele organisatie betreft. Het nadeel van deze staffunctie echter, is dat de functie geen middelen en mandaat behelst om zaken in de lijn voor elkaar te krijgen.

Anno 2015 zien we een nieuwe trend ontstaan: na de decentralisatie van de gehele zorgtaak naar de gemeente, zien we dat organisaties zelf ook gaan decentraliseren. Ofwel: verantwoordelijkheden lager beleggen. Zo ook de verantwoordelijkheid voor kwaliteit van zorg. 
Deze decentralisatie komt mede voort uit de optiek dat intrinsieke motivatie leidend is voor het resultaat. En voor intrinsieke motivatie moet je weten waar het om gaat en de middelen en het mandaat hebben om dit te bereiken. Dit sluit dan weer geheel aan bij onze overtuiging dat kwaliteit ontstaat tussen de klant en de professional.

Wat betekent deze verantwoordelijkheidsverschuiving voor de rol en positie van de kwaliteitsfunctionaris? De kwaliteitsfunctionaris die nu deel uitmaakt van een stafafdeling, zonder middelen en mandaat in de lijn. 

Past de kwaliteitsmanager op afstand nog wel in het nieuwe plaatje waarin we kwaliteit beleggen, borgen en doen ontwikkelen daar waar het gebeurt?

In eerdere uitingen van de Kwaliteitskeuken (zie het Receptenboek) constateerde we al dat:
  • Kwaliteit ontstaat tussen klant en professional;
  • Intrinsieke motivatie zit in mensen en niet in systemen;
  • Kwaliteit loopt dwars door de organisatie heen en zit op elk niveau en elke discipline;
  • Kwaliteit is van en voor iedereen.
Dit betekent dat op elk niveau en op elke afdeling/locatie/regio men bewust moet bezig zijn met het ontwikkelen en borgen van kwaliteit. Omdat dit nou eenmaal niet vanzelf gaat, is het goed om deze taak expliciet te benoemen en te beleggen. Dit betekent ook dat men aangesproken kan worden wanneer deze taak onvoldoende tot uiting komt. En dit betekent ook dat kwaliteit expliciet geborgd moet worden in het hoger management. 

Deze overwegingen pleiten ervoor om kwaliteit in de lijn te borgen, met een ambassadeur op het hoogste niveau. 


Voor de huidige kwaliteitsfunctionaris houdt dit in dat zijn positie in de lijn beter zou gedijen, bij voorkeur op een niveau mét organisatiebreed zeggenschap. Een deel van zijn taken zullen lager belegd moeten worden in de organisatie. Ontwikkelen van kwaliteit gebeurt daar waar het ontstaat. Om te voorkomen dat er onvoldoende aandacht is voor deze verantwoordelijkheidsverschuiving, wordt er door de kwaliteitsfunctionaris van bovenaf op gestuurd. 

Kortom, de positie van de kwaliteitsfunctionaris verschuift. Wat ons betreft verschuift deze van de staf naar de lijn. Ik ben benieuwd hoe u hier tegen aan kijkt en nodig u dan ook graag uit uw visie hierop te delen met ons!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten